Kweekverslagen

Op deze pagina wisselen we kweekervaringen uit. Heb jij ook een interessant verhaal dat je wil delen? Contacteer ons!

Volgende verslagen zijn beschikbaar:

Witbandkruisbek
Ortolaan
Dickcissel
Treursijs
Geelbuikgors
Zevenstrepengors
Koperwiek
Kruisbek
Indische muskaatvink mutatie


Witbandkruisbek

Datum: 15/10/2021
Auteur: Herman Beyers

Kweek met de witbandkruisbek.

 

De witbandkruisbek ( Loxia leucoptera) is met zijn 14 à 15 cm een wat kleinere kruisbeksoort . Er  zijn twee ondersoorten bekend. De leucoptera komt voor in de dennenwouden van Noord-Amerika, zijn Europese broertje , de bifasciata, vinden we dan weer terug in de Noord-Europese en Siberische bossen. Vocale en genetische verschillen ‘zouden’ deze opsplitsing rechtvaardigen. Dennenappels van de lariks hebben zijn voorkeur en als er genoeg zaden voorhanden zijn maakt hij in de dennenbomen een nest .Hij maakt dat hoog in de naaldbomen en het is gemaakt van mos en fragmenten van rottend hout, aan de buitenkant bekleed met droge vuren twijgen en baardmos, aan de binnenkant met gedroogd gras, baardmos, haren en veren. Daarin legt hij dan 3 à 5 eieren . Als het voedselaanbod onvoldoende is kan hij ook plots in een bepaalde streek verdwenen zijn. Hij zwerft dan naar het zuiden of ook meer oost- en westwaarts op zoek naar alternatieve voedingsbronnen. Een oude volkswijsheid zegt dat om de zeven jaar er een tekort aan dennenzaden is en de vogels zuidelijker in Europa ( en Amerika) waargenomen kunnen worden. Het contrasterende wit in de vleugels geeft hem net dat ietsje meer glans. Behalve zijn voorliefde voor de lariks, wordt zijn dieet aangevuld met zaden van sparren, elzen, berken en lijsterbessen. Het geluid is te vergelijken met de grote kruisbek. Het lied is wat zachter en hoger.

 Kweekervaring:

In najaar van 2019 schafte ik me een koppel witbandkruisbekken aan. Mede doordat ze een beetje waren opgekleurd zagen ze er prachtig uit. De ganse winter werden ze buiten gehouden in een beschutte kweekvolière van 2m L x 1m B x 2.2m H. De bekende knaaglust is bij deze soort blijkbaar miniem want de aangeboden dennnentakken werden amper aangeraakt. Wel gaf ik ze boomknoppen en af en toe wat lijsterbes. Een stukje vezelplaat heb ik weggehaald want dat lusten ze blijkbaar wel. Uit de enkele lariksproppen die ik gevonden had bleek dat hij is wel gespecialiseerd in het openbreken van die proppen. Hij rooft de zaden met gemak.

Het zijn plezierige en charismatische volièrevogels die een ganse dag in beweging zijn. Als acrobaten klauteren ze in alle mogelijke posities door de aangeboden takken.

Omdat ik weinig kennis had van de voedselbehoeften hadden ze de beschikking over een zeer gevarieerde zaadmengeling. Ik voegde de mengeling voor mijn haakbekken tesamen met een mengeling die ik geef aan de amerikaanse sijzen. In totaal ging het over ongeveer 30 zaadsoorten. Hun geliefkoosde larikszaad kon ik ze niet aanbieden eenvoudigweg omdat ze al lange tijd bij de zaadhandelaar niet meer verkrijgbaar waren.

Gedurende de winter werd ook tweemaal per week een eivoermengeling ( zonder insecten ) aangeboden. Daar werd niet bijzonder veel van gegeten. Ze hadden de beschikking over badwater dat regelmatig ververst werd en waar ze uitbundig van genoten.

Regelmatig hoorde ik zacht gefezel van de man. Vanaf 10 maart begon de pop mondjesmaat met nestmateriaal te dragen. Dat resulteerde op 21 maart in een mooi afgewerkte nest. Een bloempot in een kapelletje met daarin wat mos diende als basis. De afwerking gebeurde met zachte materialen zoals die in de handel worden aangeboden, aangevuld met pluis van de paardenbloem.

Het was nu wachten op het eerste ei. Het gezang van de man, dat ik voor het eerst hoorde, werd steeds enthousiaster. En dan eindelijk, op 29 maart het eerste ei. Het is beige-achtig en staat vol met donkerbruine vlekjes en krasjes. Er werd nog een tweede ei gelegd maar daar hield het op. De pop broedde voorbeeldig en op 11 april lagen er twee jongen in het nest.


Er werd mij verteld dat larikszaad absoluut nodig is maar dat is dan een probleem want ik had dat niet ter beschikking en het was  ook niet leverbaar. In Nederland had ik het eventueel nog kunnen krijgen maar die weg werd versperd door het coranavirus. Ik kon nog een paar lariks dennenappels vinden maar dat heb ik snel opgegeven want doordat ze bladverliezend zijn waren ze ook maar moeilijk te vinden.

 Ik gaf het hele arsenaal aan kortgesneden diepvriesinsecten, eivoer met kiemzaad en een zeer uitgebreide zaadmengeling  met misschien we 20 zaadsoorten. Ik vond dat ze niet te snel groeien en als ik even een kijkje nam  werd er direct gesperd met lange gestrekte nekken en dat zint me natuurlijk niet. Ze gaven wel een gezonde indruk want de bekholten waren bloedrood.

Dat bleek uiteindelijk wel mee te vallen want ik ringde ze op de vijfde dag met 3.2 mm wat nog wel makkelijk ging. Ik breidde het voedselaanbod uit met diepgevroren erwten, pijnboompitten uit de keuken van mijn vrouw en extra kempzaad. Dat was een verbetering want daar werd veel van opgenomen. Op 1 mei verlieten de jongen het nest. Ze hadden dan een volle 20 dagen in het nest verbleven. Maar het waren  dan ook al flink uit de kluiten gewassen vogels. En op dat moment had de pop alweer een nest klaar.  

Het nest mocht dan wel klaar zijn maar tegelijkertijd merkte ik dat de man er zo maar slapjes bij zat. De pop legde toch drie eieren en broedde vast. En wat ik vreesde gebeurde: de man overleed tijdens het broeden. En zoals dan te verwachten waren de eieren onbevrucht. Ik had dan toch twee jongen die prachtig uitruiden en na sexen bleken het twee mannen te zijn.

Helaas bleef de vreugde niet duren. Diep in de zomer stierven op enkele weken tijd ook nog de pop en één jong.  Misschien hebben de zeer warme dagen in combinatie met wat zachtvoer voor darmproblemen gezorgd. Tenzij ik door ervaring weet dat het echt nodig is kuur ik de vogels niet. Misschien moet ik dat met deze soort in de toekomst ook wel doen. Een volgende keer zal ik zeker geen eivoer meer aanbieden, het lijkt me niet echt nodig en is dikwijls een bron van darmproblemen.

Uiteindelijk heb ik nog één jonge man en moet ik op zoek naar een pop, al blijkt dat ook niet zo eenvoudig te zijn.

Maar volgend jaar begin ik alvast opnieuw want dit moet beter.

 

Herman Beyers – De Koperwiek Wildert

Ortolaan

Datum: 05/12/2019
Auteur: Herman Beyers
Contact: herman.beyers@telenet.be

De ortolaan

 

Leefgebied:

De ortolaan (Emberiza hortulana) is een lid van de familie van de gorzen (Emberizidae). Het is een uitgesproken trekvogel ( tot in Zuid - Afrika ) die voorkomt in kleinschalige geaccidenteerde landbouwgebieden met veel heggen en graanvelden. Hij heeft enorm geleden onder de schaalvergroting waarin de monocultuur een nefaste rol speelt in het behoud van dit soort vogels.  In Nederland en België is de ortolaan als broedvogel uitgestorven. De laatste broedparen zijn eind van de jaren ’90 in de Antwerpse Kempen gesignaleerd. Trekvogels uit het noorden worden in het najaar nog wel waargenomen. Omdat ze vooral broeden in akkerranden en langs zandweggetjes is vooral de massale maïsteelt catastrofaal. Dat is trouwens een probleem voor alle akkervogels die massaal uit onze regio’s verdwijnen. Een door de Europese Unie voorgestelde maatregel waarbij akkerranden vrij moeten blijven en ingezaaid worden met bloemen en kruiden zou voor de vogelwereld al zeer veel gewonnen zijn. In Nederland is dat al frequent te zien. In onze omgeving zie je dat vrijwel nergens.

Overigens is de ortolaan ingedeeld in Annex I van de Vogelrichtlijn van de Europese Unie en dat heeft voor de vogelliefhebber natuurlijk zijn consequenties. Laat ons de weinige vogels die nog in onze volières verblijven met veel respect en zorg behandelen. Ze zijn echt de moeite waard.

 

Kenmerken:

Hij heeft een lengte van 15 à 16 cm . Zoals bij veel gorzen is de kleur nogal onopvallend al valt het mannetje op  door zijn grijsgroene kop, gele oogring, keel en baardstreep en zijn oranjebruine onderzijde. De pop lijkt op de man maar de kop is wat minder gekleurd en er is ook wat bestreping op de borst. Wat opvalt is dat ze in de kweekperiode toch dieper gekleurd zijn.

De zang stelt niet veel voor. Een drietal korte metalige geluidjes gevolgd door een langgerekte diepe trillende roep. Lijkt een beetje op de zang van de geelgors maar voller , trager en minder gevarieerd.

Het is ons wel duidelijk geworden dat die zang veel heftiger gebracht wordt als ze gekoppeld zijn en nest wordt gemaakt.

Zoals de meeste gorzen is hij erg gesteld op allerlei insecten en ongewervelden, waaronder ook rupsen. Granen en zaden worden vooral na het broedseizoen ook graag genomen.

Volgens de lectuur worden 3-5 eieren gelegd in een nestje meestal gemaakt op de grond. Na ongeveer 11 dagen worden de jongen geboren die al na een 12 tal dagen het nest verlaten. Er is één broedsel per jaar. Dat is wat ‘kenners’ ervan zeggen. Wij hadden de mogelijkheid om dat te toetsen in de volière.

 

Kweek in de volière:

Een collega-kweker had een mooi koppel correct geringde ortolanen. Vorig jaar zijn er geen kweekresultaten geweest. Maar omdat het dit jaar anders liep zijn we dat van kortbij gaan volgen: De vogels verblijven in een overdekte buitenvlucht van 10m bij 2m. Waar er vorig jaar nog een paar parelkwartels rondliepen werden die nu verwijderd. Er is een uitbundige beplanting aan de rand van de volière  waar voldoende regenwater voorhanden is. Maar de volière dient ook wel als gangpad voor een tiental kweekvolières en dus wordt er toch wel een drietal keer per dag doorgelopen.

Begin mei was ,zoals vorig jaar trouwens, de zang van het mannetje te horen. Het viel wel op dat de zang met de weken feller werd. En begin juni viel ons nog iets anders op: Man en pop verplaatsten zich samen door de volière. Als we dan op zeker moment de man met nestmateriaal zien dragen dan worden de verwachtingen wel hoog. Vermits de man altijd vanop ongeveer dezelfde plaats het hoogste lied zit te zingen willen we toch wel eens een voorzichtig kijkje nemen op de grond in de  omgeving. En jawel hoor, bijna puur toevallig kijken we recht op een nestje in de grond dat al mooi is afgewerkt. Het is een gelukstreffer want het is erg goed gecamoufleerd. Allerlei fijne materialen zijn gebruikt en zelfs de binnenkant van de nest gaat helemaal op in de kleur van de omgeving.

We laten de zaak enkele dagen rusten. Maar uiteindelijk willen we toch de stand van zaken kennen. Er liggen 4 mooie eitjes in het nest. Ze zijn lichtgekleurd met wat streepjes en vlekjes. We noteren 5 juni. En terwijl de man onvermoeid in de omgeving zijn liedje blijft zingen spoelen we elf dagen door en wanneer de pop dan toch eens het nest verlaat zien we een bolletje van 4 donzige jongen. De pop is blijkbaar pas vanaf het vierde ei beginnen broeden want de jongen zijn duidelijk allemaal even oud.

 

We merken al snel dat de oudervogels een voorliefde hebben voor levend voedsel, al was dat natuurlijk wel te verwachten.  En dus staan witte vervelde meelwormen, levende wasmotten en levende buffalo’s op het menu. Ook een variëteit aan diepvriesinsecten wordt aangeboden. Er is ook eivoer en gekiemd zaad aanwezig voor andere vogels maar we hebben niet de indruk dat ze daarin geïnteresseerd zijn.

De jongen groeien als kool en na 4 dagen worden ze geringd met de voorgeschreven 2.9 mm.

Zoals altijd wordt een ventielslangetje over de ringen geschoven. De oudervogels  zitten tijdens het ringen vlak in de buurt , op amper 50 cm. En als de jongen uit het nest genomen worden valt de man vanuit het niets aan op mijn hand. Met de ringen zelf hebben ze blijkbaar geen probleem, ondanks het feit dat ze hun nest kraaknet houden.

De broedtijd duurt met 11dagen kort maar ook het verblijf in het nest is kort. Want na 9 dagen zien we 4 mooie volgroeide jongen in het nest. Een dag later is het nest leeg. Dagenlang zien we sporadisch slechts één jong en we worden stilaan ongerust.

Maar dat is voor niets nodig want een week later fladderen er 4 jongen door de volière. Al zitten ze meestal op de grond. En al zeer snel beginnen ze zelfstandig te eten.

Zoals reeds eerder gezegd wordt in publicaties melding gemaakt van één nest per jaar. Maar we besluiten toch om nog eens een zoektocht te wagen want de man zit opnieuw te zingen met nestmateriaal in de bek. En, jawel hoor, op 1 juli, amper 25 dagen na het eerste legsel opnieuw een legsel van 3 eieren.

Hetzelfde scenario herhaalt zich: prima gebroed, met veel enthousiasme gevoerd en drie kerngezonde jongen op stok. Misschien is dat in de natuur ook wel zo, wie zal het met zekerheid kunnen zeggen.

De man ziet het blijkbaar helemaal zitten om nog een derde nest te beginnen, en wij vanzelfsprekend ook. Maar de pop vindt dat het welletjes is geweest. Hij zal zijn goesting moeten opbergen tot volgend jaar. We hebben hier alleszins 7 mooie jongen op stok.

 

Achteruitgang van de soort:

De ortolaan is ingedeeld in Annex I van de Vogelrichtlijn van de Europese Unie. Daarom moeten de lidstaten ervoor zorgen dat de soort beschermd wordt. Dit houdt onder andere in dat het opzettelijk doden of vangen van de ortolaan, alsook het schade toebrengen aan de nesten en het weghalen van de eieren verboden is. Het Duitse Committee Against Bird Slaughter bracht in 2012 de illegale jacht onder de aandacht van het Europees Parlement, nadat het de illegale activiteiten in Frankrijk in kaart had gebracht. De bescherming van de ortolaan wordt vooral in het Franse departement Landes niet nageleefd en de lokale autoriteiten tolereren de massale vangst openlijk. Naar schatting 30.000 ortolanen laten op die manier het loodje.

Het consumeren van ortolanen is in Zuid - Europese landen een traditie. De dieren worden vetgemest, daarna levend in armagnac verdronken en vervolgens in een hete oven geroosterd. Voor de Franse sterrenkoks is het een beestje dat in één hap naar binnen moet worden gewerkt, met botjes en al. “ Een hete stoot vet, ingewanden, vlees, botten en bloed, echt lekker.” 

Een frappant detail om u het totaal gebrek aan fatsoen te bewijzen: De Franse president François Mitterand , die een groot liefhebber was van de ortolaan ( op de menukaart wel te verstaan) , at op oudjaar 1995 , vlak voor zijn dood, het vogeltje voor de laatste keer.

Op die manier zijn de inspanningen van andere landen vrij zinloos. Omdat waarschuwingen omtrent de bescherming van wilde vogels voortdurend in de wind worden geslagen heeft Frankrijk zich moeten verantwoorden voor het Europese hof van Justitie. Maar we weten allemaal hoe het werkt als de politiek niet mee wil.

 

Samenvatting:

Het zijn rustige volièrevogels die zich veel over de bodem bewegen. De aanwezigheid van andere grondvogels heeft een negatieve invloed op het kweekgedrag. Ze moeten paarsgewijs gehouden worden in een goed beplante volière met veel onderbegroeiing.  De man zal wel eens uitvallen naar andere vogels als die in de nestomgeving komen maar over het algemeen is hun gedrag rustig. Andere gorzensoorten mag je er evenwel niet bijplaatsen.

In dit geval hebben ze buiten overwinterd, dat heeft ook te maken met de zachte winters van de laatste jaren. Bij aanhoudende strenge vorst kunnen ze misschien toch beter vorstvrij gezet worden. Buiten de kweek werden vooral witzaad, tropische zaden, graszaden en allerlei kleinere zaden gevoerd. Tijdens de kweek worden vooral levende insecten genomen.

En als ze ooit in uw volière terechtkomen doe dan asjeblieft alle moeite van de wereld om ermee te kweken.

 

Herman Beyers – De Koperwiek Wildert

Dickcissel

Datum: 13/11/2018
Auteur: Herman Beyers
Contact: herman.beyers@telenet.be

Dickcissel ( Spiza americana )

 

Beschrijving:

Het zijn zangvogels uit de familie van de cardinalidae. De benaming betekent  eigenlijk niets anders dan de oude Griekse verzamelnaam voor vinkachtige vogels. Het is de enige spiza uit de kardinalenfamilie en behalve zijn forse kegelvormige bek is zijn relatie met kardinalen tot op vandaag niet echt duidelijk.

De mannetjes zijn ongeveer 15 - 16 cm en zoals de foto’s duidelijk maken zijn het vooral de gele borstkleur en de zwarte keelvlek die de vogel typeren. De poppen daarentegen zijn wat kleiner en ranker, het zijn onopvallende vogels die minder kleurrijk zijn. Een gedetailleerde omschrijving van de kleur lijkt me overbodig, de foto’s maken veel duidelijk. Ze hebben zeer stevige en sterke poten en de stevige kegelvormige snavel bewijst dat hij in staat is één en ander tussen de kiezen te krijgen.

In veel verschillende talen wordt hij ‘dickcissel’ genoemd. Dat vindt zijn oorzaak in een nabootsing van zijn roep die een beetje klinkt als ‘ dick- dick- ciss-ciss-ciss ‘

 

Leefgebied:

De fokhabitat situeert zich in het midwesten van Noord-Amerika. Daar komt hij vooral natuurlijke voor in graslanden en savannes. Maar veranderingen in landgebruik  en massaal gebruik van pesticiden maakt het ook deze vogels moeilijk, al zijn ze op dit moment nog in ruime mate aanwezig.

Het zijn beruchte zwervers die in natte en droge jaren een totaal ander broedgebied prefereren. Maar ook daarnaast kunnen ze in totaal andere gebieden opduiken.

Vanaf oktober vertrekken ze naar de overwinteringsgebieden in Midden-Amerika tot in het noorden van Zuid-Amerika. Ze gedragen zich dan zeer sociaal, soms verzamelen ze zich in een groep van meer dan een miljoen vogels op de llanos van Venezuela ( seizoensoverstroomde weiden en savannes) , waar ze algemeen worden beschouwd als landbouwongedierte. Sommige boeren vergiftigen ze opzettelijk zodat natuurbeschermingsorganisaties alle moeite moeten doen om in samenwerking alternatieven te vinden.

 

Voedsel:

Foerageren doen ze vooral op de grond. Terwijl ze zich in de winter vooral te goed doen aan grassen en graangewassen worden het tijdens het broedseizoen  omnivoren en eten ze naast vele onkruidzaden en grassen ook spinnen, sprinkhanen, krekels, rupsen, kevers,…

 

Voortplanting:

Zoals gezegd is er een enorme variatie in het aantal nesten per streek en per jaar. De mannetjes komen ongeveer een week voor de poppen aan op de broedplaatsen, kiezen daar een territorium en zingen vanzelfsprekend hun hoogste lied.

Dickcissels zijn polygynisch, wat wil zeggen dat ze met meerdere poppen kunnen paren. Vermits het in hoofdzaak savannebewoners zijn ligt hun nestplaats meestal dicht bij de grond.  Het is het werk van de pop die voor de fundering ruwe materialen gebruikt als grasstengels en onkruidresten. Het wordt afgewerkt met allerlei fijnere materialen. Amerikaanse publicaties spreken van 3 – 6 lichtblauwe eieren die gedurende 12 à 13 dagen door de pop worden bebroed.

De jongen worden, zoals bij de meeste kardinalensoorten, vooral met insecten grootgebracht.

 

Kweekverslag in de volière:

Enkele jaren geleden werden, bij mijn weten, voor het eerst drie importkoppels te koop aangeboden. Door omstandigheden was ik toen te laat maar ik hou van de uitdaging om met nieuwe soorten te kweken en dus bleef dat in  mijn achterhoofd zitten. Tot ik in het najaar de kans kreeg om 2 poppen te kopen, één van de bewuste importpoppen en één jong van een andere importpop. Ik had er niet op gerekend nog dezelfde winter aan een man te geraken tot een Nederlander, die ook een importkoppel had , zijn overleden pop wilde vervangen. Dat lukte hem niet en dus kreeg ik uiteindelijk in februari de kans om zijn man over te nemen. Ik had dus nu 2 poppen en 1 man, allemaal onverwant.

Toen eind maart mijn kweekvolières ( L2xB1xH2) in orde waren gebracht koppelde ik de man aan beide poppen. Ik zou wel zien hoe het verliep. Tussen de volières zit bovenaan een klein deurtje zodat ze eventueel verbonden kunnen worden. Dat maakt het ook zeer gemakkelijk om kweekvogels van mekaar af te zonderen als dat nodig is.

De man begon half april zijn hoogste lied te zingen, eerst mondjesmaat maar na enkele weken vol overgave dagen aan een stuk. In de, op ooghoogte, aangeboden nestbakjes werden nesten gemaakt en als ik op een  bepaald moment de volières passeerde zag ik een paring. Ik stond te ver om te kunnen zien welke pop de partner was.

Een paar dagen later zag ik een verwoede achtervolging van de man op een pop. Ik ging ervan uit dat hij de overtollige pop wilde verjagen. Door het deurtje verplaatste ik die pop naar de naastgelegen volière. Ik was nu in blijde afwachting.

Groot was mijn verbazing toen ik twee dagen later een ei vond bij de single pop. In de wetenschap dat bevruchting  te laat was liet ik ze maar begaan. Ze legde in totaal 5 groenblauwe eieren en begon te broeden.

Mijn verbazing steeg ten top toen ik 13 dagen later 4 jongen in het nest aantrof. Ik had geen notie van de voeding en dus gaf ik eivoer, gekiemde zaden en allerlei soorten insecten, in  het begin wat kortgesneden. De pop voerde voortreffelijk en na 6 dagen werden ze geringd met 3.1mm. Nu merkte ik toch dat 2 jongen wat achterbleven en omdat ik ze toch wel graag allemaal wilde hebben besloot ik om die twee jongen  ’s morgens en ’s avonds met een spuitje een beetje voeding bij te geven. Als ik dat op de tiende dag wilde doen gebeurde het onvermijdelijke : Alle jongen sprongen uit het nest. Het was avond en ze zaten in de vier hoeken van de volière. Ik hoef jullie niet te zeggen dat ik ze met geen mogelijkheid terug in het nest kreeg. Er werd een temperatuur van 13°C verwacht en ik besefte dat ik deze onvoldoende bepluimde vogeltjes ’s anderendaags kwijt zou zijn.

Dus had ik geen keus en plaatste ik, met pijn in het hart, de jongen in een ziekenkooi. Vanaf dan moest ik ze natuurlijk met de hand grootbrengen. Eén jong verloor ik toch al snel , het bewijst nog maar eens dat achterblijvers in het nest gedoodverfde probleemvogels worden. Doordat ze gretig sperden verliep de opfok verder probleemloos.

Ondertussen zat de man nog bij de jonge pop die op haar beurt een nest maakte met daarin 4 eieren. Na afloop van de broedtijd blijkt één ei bevrucht te zijn. Maar haar gedragingen gaven me geen goed gevoel, ze leek ook slecht te voeren en op de tweede dag was het jong dood.

Terwijl de jonge pop broedde en omdat de importpop nu zonder jongen zat heb ik er de man terug bij gezet. Een dag of tien later was er weer een nest met 4 eieren waaruit deze keer 3 jongen geboren werden. Omdat ik de man niet vertrouwde plaatste ik die terug bij de jonge pop die overigens geen aanstalte meer maakte om te nestelen.

De pop bracht de drie jongen vlot groot en ze werden samen met de vorige ronde met zijn zessen in een aparte volière geplaatst. Dan krijg je toch een idee van enkele gedragingen eigen aan de soort.

 

Kenmerkende gedragingen:

Het is als kweker interessant en zelfs noodzakelijk om de natuurlijke gedragingen van vogels te kennen. In het begin van het artikel hebben we het al aangehaald dat deze vogels in het najaar immense groepen vormen. Dat is bij de jongen duidelijk te merken: als ik enkele takken onkruidzaden in de volière plaats dan kan het best zijn dat ze een kwartier of langer blijkbaar helemaal niet geïnteresseerd zijn. Wat later storten ze zich met zijn allen op de lekkernijen. Ze halen daarbij fel uit met hun stevige snavels. Hetzelfde doet zich voor bij het badwater. Als dat ververst wordt duiken ze alle zes tegelijk in. Ze zitten voortdurend te kwetteren en ook regelmatig te ruziën, zonder echt agressief te zijn. Gedragingen die ook onze huismus typeert. Het was trouwens geen enkel probleem om de 6 jongen op één foto te krijgen.

Het lijken me zeer sterke vogels , letterlijk en figuurlijk, ze hangen makkelijk met één poot aan het gaas en ze zijn niet schuw. En behalve het achtergebleven jong zijn alle jongen in uitstekende conditie en ik heb geen aanleiding gezien om ze te kuren.

Wat de zaadsamenstelling betreft ben ik er nog niet uit. Ze krijgen hetzelfde voer als mijn kardinalen en ze kunnen zeer goed overweg met grove zaden. Zwarte zaden als raapzaad, koolzaad en negerzaad worden genegeerd. Het is wel duidelijk dat het alleseters zijn, wat natuurlijk nog niet wil zeggen dat ze alles eten. Toch ben ik zinnens om volgende jaren nog nader uit te zoeken wat hun voorkeur is. Bij het overplaatsen van de vogels is me al duidelijk geworden dat we moeten oppassen voor vervetting.

Vermits ze in de kweek apart zaten kan ik weinig zinnigs zeggen over zijn gedrag ten aanzien van andere vogels in gezelschapsvolières. In de wintermaanden is er duidelijk geen probleem.

Alles bij elkaar is het een zeer plezierige volièrevogel en vermits ik twee onverwante poppen heb kan ik volgend jaar een jonge man paren aan de pop van 2017. Dan heb ik dus een tweede onverwant koppel. Benieuwd wat het geeft want het zou toch spijtig zijn als door een gebrek aan interesse deze vogels terug uit onze volières zou verdwijnen.

Op aandringen van onze clubverantwoordelijken heb ik een formulier ‘ uitzonderlijke kweek’ ingevuld, in het besef natuurlijk dat er al enkele gekweekt zijn.

 

Herman Beyers

De Koperwiek – Wildert

Treursijs

Datum: 25/11/2017
Auteur: Herman Beyers
Contact: herman.beyers@telenet.be

Kweek met de treursijs

 

De treursijs met zijn Latijnse naam carduelis tristis (ook spinus tristis) moeten we niet voorstellen. Foto’s zijn overduidelijk en het kan volstaan om de voornaamste kenmerken mee te geven. Hij is ongeveer 12 cm groot en het bijzondere aan deze sijs is dat hij tweemaal per jaar een rui doormaakt. In het voorjaar krijgt de man een diepgele kleur die fel contrasteert met het zwarte petje en de zwarte vleugels. De pop verandert niet echt van kleur, ze krijgt meer geel in de bevedering en de bek wordt oranje. In het najaar verliest de man zijn felgele kleur en gaat meer op de pop lijken. Mannetjes zijn dan nog wel van de pop te onderscheiden door de intensiviteit van de zwarte kleur op de schouders en de nog helder witte vleugeltekening. En naarmate de man wat ouder is zal de grondkleur ook  steeds lichter worden.

 

Leefgebied:

De treursijs is een sijs die wijdverbreid voorkomt  in Noord – Amerika en Canada. Ze broedt vooral in het noorden van de Verenigde Staten en in het zuiden van Canada. De meest noordelijk broedende exemplaren trekken na de kweek tot in Mexico om er te overwinteren. Maar er zijn ook veel standvogels in het centrum en het zuiden van de USA.

Het is helemaal geen bedreigde vogelsoort want door de ontbossing, ook in het Noorden van Amerika, vindt hij het leefgebied waar hij zich het meest thuis voelt, namelijk open vlaktes met veel onkruidzaden en wat begroeiing. Bij tellingen in de Verenigde Staten blijkt het één van de meest voorkomende vogels te zijn.

Het is er een bijzonder gewaardeerde vogel die daar ook ‘ the American Goldfinch’ wordt genoemd.

Ondersoorten:

In de literatuur zijn vier ondersoorten van de treursijs beschreven, ze verschillen meestal een beetje in kleur en formaat. Voor de volledigheid zullen we ze even vermelden:

Carduelis tristis jewetti 

Carduelis tristis pallida 

Carduelis Tristis Salicamens 

Carduelis tristis tristis

Op bijgaande illustratie is goed te zien waar de verschillende ondersoorten voorkomen. Het verschil zit hem vooral in de bruinfactor, vooral bij de poppen, de intensiviteit van het geel, het formaat en de grootte van het zwarte petje.

Onder liefhebbers hoor je wel eens spreken over ‘de grote soort’, maar in de praktijk valt er weinig te differentiëren. In de loop van de decennia zijn de (onder)soorten door elkaar geklutst zodat haast geen fokzuivere vogels meer te vinden zijn. Ik denk dat het een utopie is om te denken dat we met zekerheid een ondersoort te pakken hebben. Het verklaart alleszins wel het kleine verschil in formaat, verschil in bruinfactor en voor de mannen het verschil in de intensiviteit van het geel.

 

Gedrag:

Hun levenswijze lijkt erg op die van de Europese distelvink. In hun natuurlijke biotoop verplaatsen ze zich in een golvende vlucht en ,behalve in het broedseizoen, in grote zwermen. Amerikaanse publicaties spreken van zwermen van meer dan honderd vogels. En in de volière zijn het erg sociale vogels, gezellig en onvermoeibaar actief. Ook zeer rustig in de omgang met de liefhebber en erg acrobatisch. De man zit voortdurend het hoogste lied te zingen. De vogels trekken zich niets aan van de foto’s die ik genomen heb op nog geen halve meter afstand. Grappig om te zien is ook hoe ze, als één van de weinige zangvogels en weer te vergelijken met onze distelvink, hun poten gebruiken om zaadhulzen vast te houden. Ik heb ze ervaren als sterke vogels die in de voliére redelijk oud kunnen worden.

 

Broeden:

Ze komen pas rond eind juni of in juli tot broeden en zijn daarmee zowat recordhouder van de zangvogels wat tijdstip van broeden betreft. Een zekere Nickell deed onderzoek naar 245 nesten en vond het eerste nest met eieren op 6 juli, het laatste op 25 september. Als in het voorjaar zijn verpakking veranderd is wordt nog gewacht op het rijpen van de zaden waar ze verzot op zijn. Dat neemt niet weg dat al in mei de pop rondzeult met nestmaterialen, maar de man is dan blijkbaar nog niet driftig genoeg. Het is in gevangenschap dan ook niet uitzonderlijk dat pas in augustus een nest wordt gemaakt. Maar als het zover is dan volgen er spectaculaire achtervolgingen om de pop tot paren te dwingen. Een tweede ronde kwam in mijn geval alleen voor als de vogels al rond eind juni eieren hadden. Meestal was dat niet het geval.

     

Zelf kweek ik altijd maar met één koppeltje in een grote buitenvolière van 10 x 2 m, eigenlijk is het een breed gangpad voor mijn kweekvolières waarin nog ruimte overblijft voor beplanting. De meer gespecialiseerde kwekers doen dat meestal in kleine kweekvolières. Er is wel eens een conflict als vogels in elkaars territorium komen maar vechtpartijen worden dat nooit.

    

Het liefst maken ze zelf hun nest. Niet te hoog in een struik waar ze in gevorkte takken een nest in elkaar steken. Dat loopt niet altijd van een leien dakje en soms moet de liefhebber een handje  helpen om een stevige basis te geven. Allerlei nestbakjes en korfjes werden bij mij altijd genegeerd. Zoals meestal worden ook hier grovere materialen voor de basis gebruikt. De binnenkant van het nest wordt met fijne materialen afgewerkt. Ze zijn daarbij niet zo kieskeurig: plantenpluis maar ook de in de handel aangeboden nestmaterialen wordt graag gebruikt.

Het legsel bestaat uit 4 – 6 blauwwitte eieren zonder tekening en met weinig glans. Ze worden 13 dagen door de pop bebroed. Na een vijftal dagen kunnen ze geringd worden met 2.7mm ( zelf ring ik zonder problemen met 2.5mm). Ze zijn helemaal niet storingsgevoelig, ik raap de eitjes en doe geen bescherming aan de ringen. Na ongeveer 16 dagen verlaten ze het nest. Als ze niet gestoord worden kan dat ook een paar dagen langer zijn. De laatste dagen wordt de ontlasting niet meer verwijderd. Zoals vele sijzensoorten worden ze lange tijd door de ouders gevoederd. Geef ze ruim de tijd, tot wel 35 dagen, voordat je ze van de ouders weghaalt want anders zal dat in sommige gevallen fatale gevolgen hebben.

Vorig jaar had ik per toeval twee poppen en één man in de volière. Het was echter vrij snel duidelijk dat de man één pop had uitgekozen. De andere pop werd, zowel door de pop als door de man, voortdurend uit hun territorium gejaagd. Het koppel maakte een nest en kreeg jongen, de andere  pop maakte evengoed een nest met daarin 5 eieren maar die waren wel onbevrucht. Misschien mag ik hieruit afleiden dat ze niet polygaam te kweken zijn.

 

Voeding:

Het ganse jaar door hebben ze de beschikking over een goede sijzenmengeling, daarin zitten zeker negerzaad, chicorei, slazaad, klein distelzaad, teunisbloem … Als er jongen zijn krijgen ze eivoer uit de handel maar dat dient dan vooral als een basis waarin ik kiemzaad en de eerste dagen een paar kortgesneden insecten vermeng. Voor de rest zijn ze , zoals in het wild, verzot op allerlei zaden in de huls zoals: melkdistel, akkerdistel, paardenbloem, chicorei… en zeker ook halfrijpe teunisbloem. Ook de halfrijpe zaden van mijn zelfgekweekte trosgierst zijn een ware lekkernij.

De eerste dagen voert de man de pop op het nest. Zij geeft het op haar beurt door aan de jongen. Na een paar dagen voeren ze beiden uitbundig. De vogels worden niet gekuurd.

 

Samenvatting:

Alles bij elkaar zijn het schitterende volièrevogels. Hij is zeer mooi, zeer levendig, heel rustig, sterk en niet zo moeilijk in de verzorging. Sommige handelaren zijn er niet zo gek van omdat ze tweemaal per jaar ruien en vele liefhebbers daar geen weet van hebben. Houd er ook rekening mee dat je in de winter geen helgele vogel moet kopen als je in de zomer wil kweken. Ze komen tegenwoordig frequent voor en ze zijn dan ook best betaalbaar. Maar ik wil nog eens herhalen dat mijn ervaringen eerder beperkt zijn en gezien vanuit een grote buitenvolière, waarin ze overigens het best tot hun recht komen.

                                                                                               Herman beyers

Geelbuikgors

Datum: 01/04/2016
Auteur: Nick Michielsen
Contact: nickmichielsen28@gmail.com

Mijn kweek met de Geelbuikgors (Emberiza flaviventris) Door Nick Michielsen www.koperwiek.be

De Geelbuikgors, ook wel eens Geelbuikortolaan genoemd, is een soort die zijn oorsprong in Afrika heeft. De soort kent vier ondersoorten. De nominaatvorm Emberiza f. flaviventris komt voor in oostelijk en zuidelijk Zuid-Afrika en het zuiden van Mozambique. Dan heb je nog Emberiza f. flavigaster die in Mauritanië, Mali, Eritrea en in het noorden van Ethiopië voorkomt. De Emberiza f. kalaharica uit Soedan, Botswana en noordelijk Zuid-Afrika en centraal Mozambique en als laatste de Emberiza f. princeps die voorkomt in Angola en Namibië. De geelbuikgors houd zich vooral op in open bossen en licht beboste savannes.

Hier zoekt hij zijn eten vooral op de grond en tussen het struikgewas. Dat eten bestaat vooral uit zaden en kleine insecten. In het broedseizoen schakelt hij volledig over op insecten.

Als de broedtijd aanbreekt word er een nest gemaakt laag tegen de grond in een struik. Dit nest word vervaardigd uit grassen en dierlijke haren. Het legsel bestaat uit 2 tot 3 eieren en worden ongeveer een twaalf dagen bebroed door de pop. De jongen vliegen na een 17tal dagen uit en op een leeftijd van ongeveer dertig dagen zijn ze zelfstandig.

Ik zelf had de Geelbuikgors al in mijn collectie een twaalftal jaren geleden, helaas lukte het me toen niet om er van te kweken. Sinds 2013 bezit ik de soort terug in mijn collectie en in 2014 lukte bij mij voor de eerste keer de kweek. Ook in 2015 kweekte ik met deze soort. Hierover een klein verslag.

Voor het kweekseizoen van 2015 had ik drie koppels samengesteld. Het waren twee eigen kweek koppels en één import koppel. Van het import koppel had ik in 2014 jongen gehad. Met deze jongen heb ik samen met aangekochte vogels twee eigen kweek koppels samengesteld. Mijn geelbuikgorzen zaten in de winter gescheiden van elkaar, dus mannen bij mannen en poppen bij poppen.

Ergens half maart werden ze gekoppeld en in hun toegewezen kweekvolière geplaatst. Mijn import koppel werden in een volière van 1,5m x 2,5m x 2,20m hoogte geplaatst. Deze kregen zij helemaal alleen voor zichzelf. De twee andere koppels werden in volières van 2m x 3m x 2,20m hoogte geplaatst, deze deelden ze telkens met een koppel zwartkopgroenvinken. Heel de kweek heeft dit geen enkel probleem opgeleverd. Van zodra de gorzen gekoppeld zijn krijgen ze van mij eenmaal per week eivoer met enkele diepvriesinsecten. Dit om de vogels in broedstemming te krijgen. De hoeveelheid en aantal keren word opgevoerd naargelang het kweekseizoen vordert. Als de pop met eieren ligt stop ik hiermee, dit doe ik om te voorkomen dat de man te driftig word. Het is dan pas wanneer er jongen zijn dat ik terug eivoer en diepvriesinsecten begin te geven.

Als voeding krijgen ze van mij een wildzangmengeling vanuit de handel. Het eivoer bestaat bij mij uit drie delen eivoer en één deel universeelvoer. Hier bij gooi ik nog een handvol gedroogde insecten. Dit alles komt uit de handel, niets word zelf gemaakt, alleen zelf gemengd. Mijn diepvriesinsecten bestaan uit alle insecten die in de handel te verkrijgen zijn zoals krekels, pinkies, meelwormen, hermetia, buffalowormen, enz… . Af en toe wanneer ik het voorhanden heb geef ik ze ook levende meelwormen. Als groenvoer geef ik de gorzen diepvries erwten (deze zitten mee gemengd in mijn diepvriesinsecten), herderstasje, vogelmuur en soms een appel.

Het import koppel begon als eerste aan de nestbouw. Het was bijna eind april dat zij hun nest klaar hadden. Het nest werd gemaakt in een traliekastje dat op een hoogte van twee meter hing. Als nestmateriaal gebruiken ze grotendeels kokosvezel. Op 28 april lag het eerste ei in de nest, de dag er op gevolgd door een tweede.

Geelbuikgorzen leggen doorgaans maar twee eieren, uitzonderlijk gebeurt het wel eens dat ze er drie leggen. De pop start het broeden vanaf het eerste ei. Na een twaalftal dagen broeden kwam één jong uit, het andere ei was onbevrucht. Vanaf nu begon ik tot drie keer per dag eivoer en een grote hoeveelheid diepvriesinsecten te geven. De ouders voerden het jong goed en op de vierde dag werd het geringd met een 2,7mm ring. Rond deze ring doe ik een stukje ventielslang, dit om te voorkomen dat het jong uit de nest gegooid zou worden.

Ondertussen was één van mijn eigen kweek koppels ook begonnen met nestbouw en zij legde op 4 mei hun eerste ei. Ook zij hadden hun nest gemaakt in een traliekastje op ongeveer twee meter hoogte. Hun legsel bestond ook uit twee eieren. Na een broedtijd van twaalf dagen kwamen hier twee jongen uit het ei, deze werden goed gevoederd door de ouders en hier kon ik ook ringen op een leeftijd van vier dagen oud.

Het jong van mijn importkoppel was op een leeftijd van veertien dagen uitgevlogen en de pop was aan een nieuw nest begonnen. Het duurde niet lang of ze zat weeral te broeden op twee eieren. Na twaalf dagen kwamen er twee jongen uit het ei, helaas liep het deze keer niet zo vlot. De man was ondertussen te driftig geworden van al het lekkers dat aangeboden werd voor zijn jongen en had hierdoor de jongen uit de nest gegooid. Een kleine tegenslag in de kweek van de Geelbuikgors.

Bij mijn eigen kweekkoppel waren de jongen ook uitgevlogen en hier was de pop ook aan een nieuw nest begonnen. Zij heeft nog twee legsels gedaan maar telkens waren de eieren onbevrucht.

Bij mijn tweede eigen kweek koppel zijn er nooit aanstalten geweest om te nestelen. Ik vermoed dat de vogels nog iets jong waren. Het import koppel was niet te stoppen, na het mislukte legsel legde de pop drie eieren die spijtig genoeg onbevrucht waren.

Gelukkig was er nog tijd voor een vierde legsel dat weer uit twee eieren bestond. Op 10 augustus kwam hier nog één jong uit. Dit werd weer goed gevoederd zodat ik het na vier dagen kon ringen. Deze keer heb ik de man wel in een Tentoonstellingskooi in de volière geplaatst zodat hij dit jong niet uit de nest zou kunnen gooien. Na dertien dagen vloog het jong uit. De pop begon weer te nestelen, maar deze keer heb ik alle nesten weggepakt. De jonge Geelbuikgorzen zijn ongeveer zelfstandig op een leeftijd van dertig dagen. Aangeraden is om deze dan weg te halen aangezien de man dan wel eens lastig zou kunnen doen tegen de jongen.

Ik kon het kweekseizoen 2015 afsluiten met vier jongen van de Geelbuikgors. Niet echt een groot aantal, maar de ervaring zelf met deze soort geeft me meer dan genoeg voldoening. Eén van de jongen werd een prachtige man en deze behaalde meerdere kampioenstitels en kreeg goud op de Witte Spreeuwen te Wieze.

De Geelbuikgors is de ideale tentoonstellingsvogel door zijn rustige aard en zijn prachtig voorkomen. Veel africhten is er bij deze vogels niet bij. Ikzelf kooi ze een week voor de eerste tentoonstelling op. Dat is voldoende om ze tam te krijgen. Hopelijk heb ik met dit artikel bij meerdere liefhebbers het vuur aangewakkerd om met Geelbuikgorzen te kweken.

Zevenstrepengors

Datum: 01/04/2016
Auteur: Nick Michielsen
Contact: nickmichielsen28@gmail.com

De zevenstrepengors (Emberiza tahapisi) is een kleine gorzensoort van ongeveer 13-15 cm groot. Het is een Afrikaanse gors die voorkomt in Zuid-Afrika, Ethiopië, Angola en Gabon. Uiterlijk lijkt hij zeer hard op de Marokkaanse Huisgors, maar de grondkleur is bij deze gors veel meer kaneelbruin. De mannen hebben een pikzwarte kop met daarop de zeven witte strepen waaraan hij zijn naam te danken heeft. Het zwart van de kop loopt een beetje over naar de borst. Bij de pop is het zwart op de kop vervangen door donkerbruin. De strepen op de kop zijn meer beige tot lichtbruin.

In het voorjaar van 2015 zag ik op internet een advertentie staan over de Zevenstrepengors. Het was een Nederlandse handelaar die 1-3 van deze vogels aanbood. Ik kweek nu al 15 jaar vogels, maar de Zevenstrepengors heb ik in deze tijd nooit gezien. Ook nergens gelezen of gehoord dat iemand ze kweekte.

Omdat ik wel een liefhebber ben van gorzen en ik ook al gekweekt had met de Geelbuikgors besliste ik om een koppel van deze vogels aan te schaffen. De vogels die ik bij de handelaar kocht waren ongeringd, dus naar de leeftijd van de vogels had ik het raden naar. Maar de vogels zaten in een perfecte conditie en eenmaal thuis gekomen werden de vogels in een broedkooi geplaatst in een onverwarmd tuinhuis. Aangezien we nog in de wintermaanden zaten durfde ik de vogels nog niet goed in de buitenvolière te gooien.

Einde maart begin ik altijd met het koppelen van de vogels en zo kregen ook de Zevenstrepengorzen een plaatsje toegewezen in hun volière. Zij kwamen in een volière van 3mx2m en 2,20m hoog terecht. Deze deelde zij met een koppel Zwartkopgroenvinken. Heel de kweek lang heeft dit geen enkel probleem opgeleverd. De bodem van de volière bestaat uit zwarte grond. In de voliere is buxus en Rhododendron aangepland en er zijn veel natuurlijke zitstokken aangebracht. De zijkant en de achterkant van de volière word bekleed met coniferen takken waarin dan verschillende nestjes worden verstopt. Het dak en de achterwand bestaan uit polycarbonaat platen (verandaplaten). Dit om uitwerpselen van andere vogels te voorkomen, te veel regenwater en te veel tocht in de volière te voorkomen.

Als voeding krijgen de gorzen net als al mijn andere vogels een standaard wildzang mengeling. Ik houd de vogels met deze voeding perfect in conditie. Ter voorbereiding van de kweek krijgen ze één of tweemaal per week eivoer met enkele diepvriesinsecten. Oestergrit en maagkiezel staat altijd ter beschikking voor de vogels. Dagelijks vers drink -en badwater is vanzelfsprekend.

Als nestgelegenheid kregen de vogels verschillende soorten nestjes. De meeste bestaan uit traliekastjes met voorgeweven sisal nestjes omdat hier de zwartkopgroenvinken in houden. Ook traliekastjes met kokos nestjes werden voorzien voor de gorzen. Andere soorten nesten bestonden uit oranje kanarie potjes en ijzeren nestjes die ik dan tussen de coniferen takken stak. Allen voorzien van een voorgeweven sisal of kokos nestje. Omdat gorzen over het algemeen laag tegen de grond of op de grond broeden had ik ook verschillende nesten op ongeveer een 1 meter hoogte opgehangen. Nestmateriaal kregen ze in de vorm van lichte en bruin kokosvezel, sisal en jute. De sisal en jute werd vooral gebruikt door de Zwartkopgroenvinken.

Om eerlijk te zijn had ik geen kweekresultaten verwacht van de Zevenstrepengorzen in 2015. Omdat ik ze pas in februari aangekocht had dacht ik dat ze wel een jaartje nodig hadden om te wennen in de nieuwe omgeving. Groot was dan ook mijn verbazing toen ik begin april een nest ontdekte in een traliekastje op 2m hoogte. Dit nestje lag verscholen achter een paar conifeer takken. Eerst dacht ik dat het een nest van de Zwartkopgroenvinken was, maar er was alleen bruine kokosvezel gebruikt, iets wat de Zwartkopgroenvinken zelden gebruiken.

Zouden de Zevenstrepengorzen al een nest aan het maken zijn? Ik kon de gorzen nooit betrappen op het dragen van nestmateriaal, dus ik zou moeten afwachten tot er eieren gelegd werden om te zien dat het om de gorzen zou gaan. Op 10 april was het dan zo ver, het eerste ei was gelegd. En nu wist ik het zeker, een typisch gorzen ei met een witte ondergrond vol bruine stippen lag er in de nest. Dit eerste ei werd nog gevolgd door twee andere eieren.

Vanaf het eerste ei begon de pop met broeden, de man deed niet mee aan het broedproces. Ik zorgde er nu voor dat de gorzen alle rust kregen. Nestcontrole werd toegelaten maar ik deed het zo weinig mogelijk. Alhoewel de gorzen niet schuw zijn zag ik de pop zelden op de nest. Als ik de volière betrad was zij al lang van de nest gevlogen. Het was pas als ik op een paar meter afstand van de volière was dat ik de pop terug op de nest zag gaan.

Een spannende twee weken gingen voorbij en op 23 april kipte er twee jongen, het derde ei was jammer genoeg onbevrucht. Nu kwam het er op aan om de jongen in leven te houden. De vogels kregen nu dagelijks drie keer eivoer met diepvriesinsecten. Mijn eivoer meng ik zelf door 3 kilo eivoer te mengen met 1 kilo universeelvoer. Daar voeg ik dan nog een goed handvol gedroogde insecten aan toe. Ik maak niks zelfs, alles komt uit de handel. Aan dit eivoer worden dan nog diepvriesinsecten en diepvries erwten aan toegevoegd. De diepvriesinsecten bestaan uit pinky’s, buffalowormen, meelwormen, wasmotlarven, hermetia en krekels.

Gorzen zijn in de kweekperiode echte insecten eters, vandaar mijn groot aanbod van insecten. De jonge gorzen groeide wel, maar in mijn ogen groeide ze niet erg goed. Ze werden niet goed genoeg gevoederd. Waarschijnlijk had ik de oudervogels nog niet genoeg laten wennen aan de diepvriesinsecten want ik zag vooral zaad in de kroppen van de jongen zitten. Omdat de jongen van zaad alleen niet groot zouden worden ben ik maar een hoop levende insecten gaan aankopen. Vanaf dan gaf ik levende buffalowormen, meelwormen, wasmotlarven en kleine krekels aan de gorzen en het verschil was op een paar dagen tijd goed te merken.

De jongen groeiden als kool en op 28 april werden ze geringd met een 2,7mm ring zoals voorgeschreven word door de kbof. De ringen werden voorzien van een ventielslang en dit werd nog eens zwart gekleurd met een alcoholstift. Het ringen was weer een zeer spannend moment, want zouden de oudervogels dit verdragen. Dit bleek allemaal geen probleem want de jongen werden niet uit de nest gegooid en groeiden rustig verder.

Op een leeftijd van 15 dagen oud vlogen de jongen uit. Als ze uitvliegen lijken ze vooral op de pop, er is dan nog geen geslacht onderscheid te zien. De jongen keerden ook niet meer terug naar de nest. Ondertussen had ik de aanvoer van levende insecten drastisch verminderd omdat ik ze toch meer op diepvriesinsecten wilde krijgen. Dat was allemaal geen probleem en de jongen groeiden perfect op.

Ondertussen hadden de gorzen hun oude nestje terug opgeknapt en op 13 mei werd het eerst ei gelegd van de tweede ronde. In totaal werden vier eieren gelegd en op 27 mei kwamen vier jongen uit het ei. De jongen van de eerste ronde waren zelfstandig en werden uit de volière gehaald. Heel het proces van de eerste ronde herhaalde zich met één groot verschil dat ze nu geen levende, maar alleen diepvriesinsecten kregen. Dat ze de diepvriesinsecten nu wel goed aten en voederde was duidelijk want op 8 juni vlogen vier jonge gorzen uit. De jongen worden na het uitvliegen gevoederd door beide ouders.

Op 25 juni werden de vier zelfstandige jongen uit de volière gehaald. Bij deze twee rondes bleef het, de gorzen maakte geen aanstalten meer om aan een derde ronde te beginnen. Van gorzen word altijd gezegd dat het agressieve vogels zijn, maar van de Zevenstrepengorzen heb ik hier niet veel van gemerkt. Ik zag de man af en toe wel eens jagen achter de pop, maar dat hoort er nu eenmaal bij. Naar de jongen was de man ook nooit agressief, ook niet als deze zelfstandig waren.

Ik ben zeer tevreden met dit resultaat van zes jonge Zevenstrepengorzen. Na de rui bleken het twee mannen en vier poppen te zijn. Op de tentoonstellingen deden de jongen gorzen het fantastisch. Ik speelde vier keer met een stam poppen en elke keer werden deze kampioen. En ook op de witte spreeuwen werd deze stam beloond met een gouden medaille!

Ik hoop met dit kweekresultaat en artikel andere kwekers te kunnen overtuigen om meer met gorzen te kweken. Een groep vogels die in mijn ogen onderschat word in onze hobby. Gorzen worden te vaak onterecht afgeschreven als agressief en moeilijk te kweken. Met dit artikel hoop ik een beetje het tegendeel te bewijzen.

Met de juiste huisvesting en verzorging is het helemaal niet zo moeilijk met gorzen. En met niet al te veel werk en africhting zijn het zelfs de ideale tentoonstellingsvogels die naar mijn ervaring altijd hoge punten scoren! Zevenstrepengorzen zijn er niet veel in onze avicultuur, maar gelukkig met enig speurwerk heb ik nog enkele vogels kunnen aankopen zodat ik volgend kweekseizoen met een paar onverwante koppels de kweek kan aanzetten. Mensen die vragen hebben of zelf zevenstrepengorzen bezitten mogen mij altijd contacteren via mail nickmichielsen28@gmail.com .

Koperwiek

Datum: 01/03/2016
Auteur: Jan Konings
Contact: jan_konings@hotmail.com

Een beschrijving geven van deze vogel lijkt mij een beetje voorbijgestreefd daar je zo’n info praktisch overal kan downloaden en de ietwat ouderen onder ons zullen deze franse lijster of strijker nog wel herinneren vanuit de vangstperiode ; ik heb nooit goed begrepen waar men de benaming franse lijster vandaan had ; strijker kan ik nog wel inkomen vanwege hun vlieggedrag……In deze meer humane tijd zullen de meesten wel eerder geïnteresseerd zijn in het verschil tussen beide geslachten .

Mijn inziens zie je bij de man een ietwat ander beige kleur op de borst en ook wel een ietwat donkere vlek maar het is vnl. die onderliggende beige borstkleur en de ietwat lichtere kleur(pop) die het verschil maakt ; Natuurlijk is een DNA of endoscopisch onderzoek aan te bevelen. De zang van de mannelijke exemplaren kunnen ook uitsluitsel geven , dezen zetten zich fier rechtop zoals een merelman dat kan om het popje gewillig te maken ; met een zangstrofe die dikwijls herhaald wordt , maar niet zo melodieus als bij de zanglijster of merel , ook niet zo welluidend , al is hier ook verschil van man tot man .

Zet je twee mans bij elkaar dan gebeurt het dat enkel de dominante tot zingen komt en de andere je laat twijfelen door af en toe een weinig nestmateriaal te nemen ; maar haal je de dominante even weg gaat de andere spontaan zingen ( wel te verstaan in het broedseizoen ) Deze zomer had ik een DNA gesexte man uitgeleend die bij de desbetreffende liefhebber twijfel zaaide omtrent de waarheid van deze in spanje gesexte vogel ; en bij terugkeer mijzelf ook deed twijfelen omdat hij wat nestmateriaal begon te nemen , doch na enige tijd werd het me toch duidelijk dat hij wel degelijk een man is.

Het zijn prachtvogels waar tot hiertoe te weinig mee gekweekt wordt , wat te betreuren is .Het kweekpatroon is zeker niet zoals vaak vermeld wordt in kolonieverband , wel is het in de trekperoide een ietwat gegroepeerde vogel maar dat kunnen families zijn die ietwat bij elkaar blijven op trektocht ? Immers gebeurt het dat jongen van de vorige ronden de volgende uitvliegers mede voeren in de volière dan toch….

Raar is het toch ook dat de vogels niet in de wormrijkere waterachtige omgeving voedsel fourageren voor hun kroost , maar eerder naar drogere insekten zoeken zoals sprinkhanen , pissebedden..e.a. In mijn volière nemen ze zeker de eerste dagen voornamelijk entrachieën . Dit zijn kleine witte wormpjes die vnl. terug te vinden zijn onder bladeren ( ze worden ook voor visvoer gekweekt)

Persoonlijk bied ik ze aan in een wit aarden bloempotje (wit van binnen !)Deze entrachieën schuwen het licht , ze worden samen met wat aarde in het potje gedaan en ietwat het potje schuin omhoog gezet aangeboden . Ik denk zelfs dat het geven van dit voedsel de eerste levensdagen moet . Je kan er zelf met niet al te veel moeite kweken door op een niet zonnige plaats een ton in te graven , er wat goed uitgewerkte kompost indoen , een kuiltje bovenin , wat entrachieën erin , een korstsnede brood bevochtigd met wat melk en een stukje glas erbovenop ; het deksel op de ton en alles is vertrokken..

Regelmatig de korsten die beginnen te schimmelen verwijderen en verse leggen…Maar ook kleine compostwormpjes , levende buffalowormpjes trekken hun aandacht , dit laatste geef ik ’s avonds laat zodat ze bij het krieken van de dag ook direct wat te eten hebben…

Worden de jongen groter dan geef ik nu gezuiverde , geblancheerde bijenlarven uit de vriezer ; het is een lust omzien zoals ze dan met 4à5 van deze voedzame larven hun kroost voeren . Deze larven worden met raten en al ingevroren en na enkele dagen losgewreven , met behulp van een grove zeef wordt snel al wat was verwijderd ( zie dat ze niet ontdooien ) teruggeplaatst in de vriezer en dan gaan we water koken ( buiten) ; we nemen een badje met koud water klaar en een grove spaan , eens het water kookt herhalen we als het moet even de zeef -historie en werpen de bevroren larven in het koude water , halen ze met de grove spaan uit en deponeren ze in het kookwater waar ze wanneer dit zachtjes terug kookt uitgevist worden en direct in zeer koud (liefst met ijs erin gaan) vervolgens belanden ze even in een uitlekzeef om daarna een moment op keukenpapier gelegd te worden , vervolgens worden ze op een fijne zeef los van elkaar vlug terug bevroren om dan als een zeer kwaliteitsvol product te kunnen dienen…

.Van het geven van meelwormen zijn we afgestapt omdat ze er wat nogal wat driftig van worden. Echte fruiteters zijn het in geen geval , de meeste bessen blijven bijna onaangeroerd . Als basisvoedsel krijgen ze het hele jaar Uni-Complet korrels van Versele die ietwat vettig gemaakt worden met rode palmolie , doe je dat laatste niet dan eten ze vaak enkel de rode korreltjes . De rode palmolie kan je in een dieetwinkel bekomen .

Ikzelf gebruik dit vet-olie achtig product ook op mijn zaadmengeling ; dit is beter en voordeliger dan minerale olie ; want die laatste kan de opname van vit K belemmeren en dit vettig product zit boordevol vit E/K en de goede vetten ( omega3 en 6 ) die mens en dier zo nodig hebben ; deze vetten zijn ook een noodzaak voor het goed opnemen van vit. A en D en beschermen de slijmvliezen van de luchtwegen . Het zelf bevetten van korrels heeft het voordeel dat je dat onder controle hebt van geoliede of vette korrels blootgesteld aan de atmosfeer wordt na +/- 3 maanden ranzig , met alle gevolgen vandien…

In de natuur vindt je de nesten vaak in jeneverstruiken ; maar wij nemen een pot met een buxusstruik dat wat omhoog gehangen wordt , als je de buxus ietwat vocht geeft gaat deze de hele kweekperiode mee…Soms brengt het inplanten van een oude merelnest soelaas..Maar als je wat grove compost in de kooi deponeert is de nest normaal vlug gemaakt. Wel nooit een kleizandmodderpan niet vergeten te geven….

Tegen de ruitijd aan willen er ons nogal eens wat exemplaren ontvallen door toedoen van een bloedparasiet , dit heeft mij al wat centen gekost , door dit euvel in twee onafhankelijke labo’s in onderzoek ( twee verschillende jaren ) aan te bieden… Resultaat geen oplossing aangeboden , doch door het toedienen van ivomec in de hals stopt het blijkbaar .. en is het hopelijk nu onder controle.

Kruisbek

Datum: 09/12/2015
Auteur: Nick Michielsen
Contact: promille22@hotmail.com

Ik moet aan jullie de kruisbek niet meer voorstellen denk ik, deze vogel is al jaren een gevestigde waarde in de hele wildzang collectie. Met zijn gekruiste bek een aparte vogel in deze groep.

Mijn eerste ervaring met de kruisbek begint eigenlijk al enkele jaren terug, toen ik men eerste koppel kocht van iemand die deze ergens gevangen had. Ik weet het je mag geen wilde vogels houden maar de pracht van deze vogels en de goedkope prijs van dit koppel verleidde mij tot de aankoop er van. Maar van deze vogels heb ik nooit geen jongen gekweekt en ik heb ze dan na een jaar maar de vrijheid terug gegeven. Bij deze weer een les geleerd koop nooit geen gevangen vogels want je kweekt er toch niet mee!!

Toch enkele jaren later begon het weer te kriebelen om kruisbekken te gaan houden. Maar deze keer zou ik niet in het wilde weg een koppel kopen, ik zou eerst wat voorbereidingen treffen en op zoek gaan naar een ervaren kweker die deze vogels door en door kent. Eerst begon ik met enkele veranderingen aan de volière waarin ik mijn kruisbekken wilde onderbrengen. Zoals jullie weten is de kruisbek een fanatieke knager, dat heb ik met men vorige koppel mogen ondervinden. Mijn kweekboxen zijn allemaal van hout. De stijlen zijn vervaardigd uit tropisch hardhout met daartussen multiplexplaten. Voor de afwerking zijn hier en daar grenen latjes aangebracht. Om het hout te beschermen heb ik op alle stijlen alluminium en PVC hoekprofielen bevestigd. Aan de multiplexplaten komen de kruisbekken niet aan.
De bovenkanten van de volières zijn ook allemaal afgemaakt met schaduwgaas en daar knagen de kruisbekken ook heel graag aan, ze pluizen het gewoon helemaal uit tot er niks meer van overschiet. Om dit te voorkomen heb ik tien centimeter onder de schaduwgaas nog een volièregaas aangebracht.
Langs de kanten van de volière heb ik houten balken voorzien met allemaal gaten er in. In deze gaten kan ik dan sparrentakken en dennentakken steken. Dit doe ik om de vogels wat meer op hun gemak te stellen en ook om het knagen tegen te gaan.

Nadat de volière was aangepast werd de zoektocht naar een koppel kruisbekken gestart. Via internet vond ik een betrouwbare kweker in Limburg. Na enkel mails en getelefoneer werd besloten om van deze kweker een ek 2006 onverwant koppel aan te schaffen. Zo gezegd, zo gedaan en op een zaterdag werden de vogels op gehaald. De kweker verzekerde mij dat het vroege jongen waren, zodat de kweek met dit koppel vroeg kon worden gestart. Hij vertelde mij dat zijn kruisbekkenkweek begon in januari. Sommige kwekers beginnen zelfs in december.

Thuis aangekomen met de vogels werden ze in hun kweekbox geplaatst (dit was rond september 2006). De volière is trouwens 1,50m X 1,50m en 2m hoog. 
Nu was het zoeken naar een goede zaadmengeling voor deze vogels. Een gewone wildzangmengeling is voor deze vogels niet goed genoeg. Dus na enige lectuur te hebben doorzocht werd beslist om volgende mengeling te gebruiken voor de vogels :

-5 kg kanariemengeling
-1/4 kg hennepzaad
-1/4 kg cardy
-1/4 kg zonnebloempitten
-1/4 kg boekweit
Hierbij word nog een goed handvol dennenzaad bij gedaan.

Het zaad werd aanvaard en de vogels pasten zich perfect aan aan hun nieuwe leefomgeving.

Begin januari werden de voorbereidingen getroffen voor de kweek. De volière werd rondom bekleed met sparren –en dennentakken. Hier en daar werden nestjes aangebracht en er werd nestmateriaal beschikbaar gesteld.
Om de vogels in broedstemming te krijgen werden dagelijks dennenappels en andere proppen gegeven. Ik geef ze werkelijk alle soorten dennenappels die ik kan bemachtigen. Ik ga deze zelf plukken in het bos. Het is verstandig om alleen geplukte dennenappels te geven want die je op de grond vind kunnen ziektes bevatten. De grote dennenappels knip ik door met een snoeischaar zodat de vogels beter bij de zaden kunnen.
Ook kregen de vogels nu dagelijks één soeplepel dennenzaad. Van een bevriende kweker kreeg ik de goede tip om ook pijnboompitten te geven, hij vertelde mij dat de kruisbekken er verzot op zijn. Met een goed tip in mijn achterzak vetrok ik naar de plaatselijke supermarkt om mij een portie pijnboompitten aan te schaffen. Dat het een goede tip was werd me thuis bevestigd door mijn koppel kruisbekken. Ik gaf ze enkele pijnboompitten en 10 seconden later waren deze al lekker opgepeuzeld. Vanaf toen kregen de kruisbekken bij hun dennenzaad nog enkele pijnboompitten. De reden waarom ik er maar enkele geef is omdat ze duur zijn en het zijn ook vette zaden.
Later heb ik ondekt dat je in de supermarkt ook dennenpitten kan kopen, en deze eten de kruisbekken ook graag. Als je vogels tam zij komen ze zelfs de pijnboompitten uit je handen halen. Ze eten ze nog liever dan zonnebloempitten.

Januari ging voorbij en er werd nog geen nest gemaakt. Half februari ook nog altijd geen nest. Ik merkte al wel op dat er met nestmateriaal gesleurd werd, maar de nestjes waren nog altijd leeg. Enkele dagen later merkte ik dat alleen de man nog zichtbaar was, de pop liet zich niet meer zien. Dit vond ik verdacht en de volière werd eens grondig onderzocht. Na enkel minuten zoeken vond ik de pop onder enkele sparrentakken in een prachtig zelfgemaakt nestje. Ze was ondertussen al aan het broeden op 4 eieren. Wat was mijn vreugde groot en mijn vreugde werd twaalf dagen nog groter toen er 3 jonge kruisbekken in het nestje zaten. Vanaf toen werd de portie dennenzaden en pijnboompitten verdubbeld. Ze kregen ook nog eivoer, pinky’s en buffalo wormpjes. Na enkele dagen merkte ik dat ze aan het levend voer niet aankwamen dus dat heb ik niet gegeven. De jongen werden uitsluitend met zaad gevoederd. Omdat de jongen zo snel groeiden heb ik ze na 5 dagen geringd. De man en de pop voerde de jongen uitstekend. Ongeveer 14 dagen uitkomst vlogen de jongen uit, en na enkele dagen had de pop een nieuw nestje gemaakt en had terug eieren gelegd. De jongen kropen nog elke avond bij hun moeder in de nest. 14 dagen later zagen vier jonge kruisbekken het daglicht.
Maar hier maakte ik mijn eerste fout als beginnend kruisbekkweker. De jongen kruisbekken bedelen heel lang om voedsel bij hun ouders, waardoor het lijkt dat deze nog niet zelfstandig zijn. Doordat de jongen nog altijd bij hun moeder in de nest kropen hebben ze de andere jongen allemaal één voor één uit de nest gegooid. Dus met een ervaring rijker en vier jonge kruisbekken armer heb ik hier weer een les geleerd. De jongen zijn na 14 dagen zelfstandig maar blijven bedelen om voedsel zolang ze bij de ouders zitten.
De jongen van het eerste legsel werden apart gezet en de pop begon opnieuw een vrijstaand nest te bouwen in de sparrentakken. Er werden opnieuw 4 eieren gelegd maar later bleken deze allen onbevrucht. De man had zen beste kruit verschoten.

Bij deze laatste poging bleef het en de kruisbekkweek van 2007 eindigde hierbij. De jongen zijn allemaal uitgegroeid tot drie prachtige poppen. Jammer genoeg stierf de kweekpop tijdens de rui. Ik heb de man maar van de hand gedaan en wil de kweek in 2008 starten met een eigen kweek pop en een aangekochte man. Ik hoop dat ik in 2008 weer enkele prachtige kruisbekken kan kweken.

Ik raad deze vogel aan iedereen aan, zelfs aan de beginnende vogelkweker. Het is helemaal geen moeilijke vogel om te houden en met een klein beetje geduld ook een makkelijke vogel om te kweken. Ik wens iedereen in 2008 een succesvol kweekseizoen!

Indische muskaatvink mutatie

Datum: 01/04/2014
Auteur: Bruno Verbist
Contact: brunoverbist@googlemail.com

Het begon op het einde van 2006 met het aankopen van een muskaatvink bij een Nederlandse handelaar voor een spotprijsje. Al snel bleek het om een man te gaan ,zoals de meeste van deze vogels die toen in de handel terecht kwamen.Dus ging ik dan maar vol goede moed op zoek naar een pop. Die werd kort daarna gevonden bij een bevriende kweker, Louis Raats.

Na enkele legsels eieren bleek de man dus ook nog eens stokoud te zijn en niet meer te bevruchten. Gelukkig had een andere bevriende kweker nog wel een losse man en die werd dan bij de geleende pop gezet. Zo werden uit 2 geleende vogels en uit twee legsels nog acht jongen geboren en geringd. Van deze acht jongen werden er zeven volwassen.

Eenmaal de vogels volledig op kleur waren en het geslacht bekend was, was het tijd om eens terug te denken aan de mensen die hun vogels aan mij uitgeleend hadden,zij mochten als eerste kiezen uit de gekweekte jongen geringd met ringen van 2007.

Tot hier toe was er niks abnormaals waar te nemen bij de gekweekte jongen. Door de eerste rondes die onbevrucht waren, kon er pas laat in 2008 opnieuw aan kweken gedacht worden. Door ruilen werden er een paar vreemde vogels bijgehaald om wat vers bloed in de soort te brengen. Hiervoor maakte ik een behoorlijke reis naar Nederland samen met Louis die daar ook enkele Lonchura s ging ruilen.

Ik stelde thuis twee koppels samen uit telkens een pop van mezelf en een geruilde man. De vogels waar ik in 2007 mee gekweekt had waren ondertussen allebei overleden. Een koppel ging in de buitenvolière het andere koppel ging in een kweekkooi van 60 x 40 x 30 cm. (b x h x d).

Het koppel in de buitenvolière bracht er eerst niets van terecht,zij vonden nergens de rust of een gepast nest om tot eieren te komen.Het tweede koppel in de kweekbak daar en tegen had al snel een nest gebouwd, maar ook hier bleven eieren lang uit. Al een beetje de hoop opgegeven, want het was ondertussen ook alweer eind september, lag plots het eerste ei in het nest. Vlot werden er 7 eieren gelegd waarvan na een week broeden door de muskaatvinken zelf er 4 bleken bevrucht te zijn. Om er toch zeker enkele muskaten op stok te krijgen, nam ik het zekere voor het onzekere en verlegde de eieren onder Japanse meeuwen die op dat ogenblik broedden op zes eieren. Vier eieren verwisseld en afwachten……

De vier bevruchte eitjes kipten, en de jongen groeiden voorbeeldig op. Toen het tijd was om de jongen te ringen, ong. een week oud, viel het op dat een jong in de nest merkelijk van kleur verschilde met de andere drie. Dus werden de 3 muskaatvinkjongen geringd met de passende ring van 2009 en het vermeende Japanse meeuwtje met een ring van 2008.De jongen vlogen uit en toen was al duidelijk dat het niet om een Japanse meeuw ging, het jong had immers dezelfde veervelden en aflijning als zijn nestgenoten maar alles veel lichter van kleur. Enkele liefhebbers erbij geroepen en allemaal waren ze even benieuwd wat het zou worden.

Ondertussen zaten de ouders niet stil en opnieuw werden er eieren gelegd en gebroed. Omdat er geen meeuwen beschikbaar waren, liet ik dit keer gewoon de natuur zijn gang gaan. Dit resulteerde in opnieuw vier jongen. Tegen de tijd dat er moest geringd worden, was er weer eentje dat er duidelijk van kleur tussenuit sprong, opnieuw een mutant.

Zo werd ook nog een derde nestje grootgebracht met drie jongen, waar van ook weer een met een afwijkend kleurtje. De eerste jongen kwamen al mooi op kleur en het werd duidelijk dat ook de “verkleurde”vogels muskaten zijn. Ze zijn van tekening net zoals een Indische muskaatvink, maar de kleur kan je best omschrijven als “koffie met heel veel melk” daar waar de natuurkleur eerder “koffie zonder melk” is.

De kweek viel stil, nog een rondje van het andere koppel in de buitenvolière, maar hier allemaal wildkleurige jongen. En toen stierf de pop buiten. Dus zat ik met drie anderskleurige vogels, acht wildkleurige broers en zussen en het ouderpaar. In eerste instantie dacht ik aan een geslachtsgebonden vererving,de vader zou dan split zijn en het zo doorgeven aan zijn dochters… .

Groot was dan ook mijn verbazing toen op een dag de twee oudste vogels begonnen te zingen. Deze theorie kon dus uitgesloten worden. Dominante vererving kon ook niet daar geen enkele van de ouders ook maar één lichte pluim vertoond. Blijft er nog één mogelijkheid over en dat is de recessieve vererving. Dit moest dus wel betekenen dat de beide ouders van de mutanten split zijn en dat hun broers en zussen kanssplit zijn. Dit laatste is reeds bewezen want bij een proefparing van een broer en zus kwamen ook kleurafwijkende jongen tevoorschijn naast opnieuw kanssplit vogels.

Het is natuurlijk een lootje uit de loterij als men twee vogels bij elkaar zet, die geografisch toch zo ´n tweehonderd kilometer van elkaar geboren zijn, beiden split lijken te zijn voor een kleurafwijking. Ondertussen werden de twee oudste mutanten gekoppeld aan geïmporteerde jonge poppen. Dit om zeker andere bloedlijnen in deze mutatie in te brengen en zo een stevige en vooral gezonde basis te vormen van hopelijk een nieuwe en gewaardeerde mutatie. Ook hier vliegen ondertussen de eerst jongen, die mijn inziens zeker split zijn, alweer uit. Het laatste kleurafwijkende jong lijkt mij een pop, ik heb deze vogel nog nooit zien zingen, maar voor de zekerheid ga ik toch het geslacht via dna laten bepalen.

Ook voor deze vogel zitten er nog onverwante jonge vogels om ook hier een koppel mee te vormen. Als u mij vraagt om er een naam op te kleven, dan opteer ik zelf voor pastel. De voornaamste reden hiervoor is dat je tussen alle mutanten onderling ook een schakering of gradatie in de kleur kunt waarnemen, laat ons maar zeggen een beetje meer of minder melk in de koffie.

En dit kan ook perfect met een pastel factor die reduceert immers van 5 tot 80/90 procent van de originele kleur. Door de paring van drie mutanten aan drie geïmporteerde vreemde vogels werden er in het seizoen 2010 32 splitvogels gekweekt. Ook hier weer een meevaller, want met veel geduld en kleurringetjes werden poppen en mannen uit elkaar gezocht en deze verdeling bleek ongeveer 50/50. In 2011 kon ik dan eindelijk koppels vormen uit een mutant uit 2009 en een jonge onverwante splitvogel uit 2010. Uit deze paring zijn tot nu toe (15 sept 2011) 7 mutanten en 2 splitvogels gekomen. Ze kregen allemaal netjes een BOF-ring om van 2.5 mm.

Zoals u op de foto kunt zien, zijn er jongen bij die zelfs tot tegen het wit aanleunen,dus moeten we hier misschien ook denken aan een enkele en dubbele pastel factor??? Dit moeten we echter uitsluiten omdat men alleen bij geslachtsgebonden kenmerken kan spreken over enkel- en dubbelfactorig. De rest van de splitvogels uit 2010 zijn in groepjes van 5 koppels in volieres geplaatst. Ook hier zouden nog mutanten moeten uitkomen. Als mijn redenering in verband met de vererving klopt zou 1 jong op vier mutant zijn, 2 splitvogels en 1 wildkleur jong. Spijtig genoeg zijn deze laatste niet uit elkaar te kennen. In Wieze hadden we dan de mogelijkheid om deze nieuwe mutatie aan het grote publiek te tonen .

Hoewel de vogels niet geheel op kleur waren , was iedereen het erover eens dat het om een eerste kweek ging en erkende deze nieuwe mutatie met een mooie trofee. Ondertussen zijn we in maart 2012 en ik heb reeds een mooi aantal mutanten op stok. We zien nu ook dat zelfs de lichtste vogels toch nog de schubtekening op de borst vertonen , ook de uiteinden van zowel staart- als slagpennen vertonen een hogere concentratie aan bruine kleurstof (een bevestiging voor “pastel” ??).

In de buitenvoliere zijn er ondertussen ook mutante jongen uitgevlogen, maar tot nu toe enkel van het donkere type (geen “bijna-witte”). Dus hier zien we het bewijs dat het wel degelijk om een recessieve vererving gaat. Ik wil toch nog eens benadrukken dat het wel degelijk om een mutatie gaat en niet het inkweken van een of andere kleurslag van de Japanse Meeuw. Zoals ik al zei, hoop ik in de toekomst een mooie aanvulling te kunnen brengen in de reeds rijke Lonchura –wereld. De basis is gelegd maar er blijft nog veel werk te doen. Bij deze wil ik ook de fotografen van dienst, Guydo Buyens en Jozef Stans van harte danken voor hun prachtige foto ‘s.

© Copyright De Koperwiek / Webmaster Herman Beyers - Alle rechten voorbehouden